In de hemel
14.10.15. Woensdag. 22.50
In de badkamer. Klaar om tandjes te poetsen.
Ineens krijg ik een melding op mijn gsm : “Gemiste oproep mama”
Waarom zou ons mama mij op dit uur nog bellen ?
Ik pak mijn gsm en bel haar.
Even stond de wereld stil.
Even wist ik niet wat zeggen.
Haar woorden : “Wou u gewoon melden dat X net gestorven is. Wij vertrekken dadelijk naar het ziekenhuis.”
In allerijl spoel ik mijn mond , doe mijn jas aan , spring in de wagen en rij richting het ziekenhuis.
Tijdens die rit flitsen er verschillende vragen door mijn hoofd.
“Hoe zou hij gestorven is ?”
“In welke toestand ?”
“Is hij vredig kunnen gaan of heeft hij afgezien ?”
“Waarom doet zijn dood me iets , wetende dat hij geen familie is ?”
“Hoe voelt zijn vrouw zich ?”
“Hoe voelen zijn kinderen zich?”
Voor ik het wist had ik mijn wagen al geparkeerd.
Ik haast me via de spoed naar de lift en kom al snel op de juiste verdieping.
Daar tref ik al direct één van zijn dochters. Een wrak. Een wrak zoals ik die avond er nog veel ging tegenkomen.
In de gang tref ik een menigte aan. Allemaal kennissen en vrienden. Geen familie want meneer X had enkel zijn kinderen als familie in België. Al de rest waren kennissen , vrienden. En dat vulde mijn hart met vreugde. Het klinkt raar in deze omstandigheid maar was zo blij dat ik deel kan uitmaken van zo’n hechte moslimgemeenschap. We zijn dan wel geen broers , zussen , neven , …..van elkaar , maar we zijn wel broeders en zusters in de islam. Op zo’n momenten zie je hoe sterk onze gemeenschap is. We zijn er voor elkaar. We zullen er altijd voor elkaar zijn. In goede en slechte tijden.
Eens op de kamer van meneer X vind ik daar zijn vrouw en kinderen. Eén voor één waren ze gebroken , ook al wisten ze dat hij begin deze week palliatief verklaard werd. Ook al wisten ze dat hij niet meer lang te leven had. Hoe je het draait of keert , of het nu verwacht is of niet , afscheid nemen blijft zwaar. Ik , die niet op mijn mond gevallen ben, wist niet veel zeggen. Het enigste dat ik over mijn lippen kreeg was “baraka fraasek” (te vergelijken met “”innige deelneming”). Bij het uitspreken van die woorden en het omhelzen van diens vrouw en kinderen kreeg ik het moeilijk. Moest even op mijn tanden bijten. Moest me even vermannen. Op dat moment flitste er alles door mijn hoofd : hoe hij mij behandelde , net als één van zijn zonen ; wat voor een lieve goedlachse man hij was ; wat voor een harde werker hij was ; hoe hij ineens onaangekondigd naar mijn eerste reservewedstrijd kwam kijken toen ik net 16 was ; hoe zijn echtgenote mij aanzag als één van haar kinderen ( ze noemt me nog steeds “wliedi” , “mijn zoontje”) ; hoe ik de eerste voetballessen kreeg van één van zijn zonen die me ook mijn eerste voetbaltenue bezorgde , ….. Meneer X was echt een topman. Een goede echtgenoot. Een goede vader. Een crème van een mens. Die mens wou ik nog een laatste groet brengen. Hij lag op zijn bed , bedekt van kop tot teen door een laken. Ik haalde het laken van zijn hoofd , kuste zijn voorhoofd en fluisterde nog iets in zijn oor. Daarna bedekte ik zijn hoofde en verliet ik de kamer. Eens de kamer uit zette ik me op een tafeltje dat er stond en ademde eens goed in en uit. Mijmerend over het leven. Hoe vluchtig het leven is. Hoe snel het kan gaan. Op zulke momenten besef je dat je van elke dag moet genieten. Genieten alsof het uw laatste zou kunnen zijn. Wat was ik blij dat ik hem begin deze week nog een bezoek bracht. Wat was ik blij dat ik hem nog vluchtig heb kunnen spreken. Wat was ik blij dat hij me nog herkende.
Ik ding weet ik zeker : hij zit nu in de hemel. Kan niet anders. Zo’n goed mens. Een mens die geen vlieg kwaad zou doen.
Die gedachte bracht me een beetje tot rust.
Inna lillahi wa inna ilayhi raji’un (“voorzeker , wij zijn van Allah en tot Hem zullen wij wederkeren”)
Het ga je het goed.
Je bent nu een mooie ster , die stralend op ons neerkijkt.
See you in heaven.
Rest in peace.
Mr Brown.